Daar ligt ze, zwaar bewapend
met haar lichte lange vingers
die elke piano schuwt
met het donsje dat 's morgens
lente beloofd
maar meestal bindt ze schaatsen onder
Haar lange slanke voeten
klaar om weg te lopen
het prille van de dag, verscholen
in de wimpers die eenmaal uiteen
woest
aantrekkelijk blijven
Ook als ze spuwen
woordeloos mij de strop
om duwen.
Nu niet.
Nu niet.
Nooit niet.
De beul van de ochtend
slaat de dag doormidden
nog voor zij begon.
En de dwaas
met de waas van de hoop
stapt elke nacht weer
in het snijdende bed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten