trap

nee, dan het kraken van de trap
hoe zij naakt naar beneden komt
zichzelf beloftes veroorlovend
er waait iets door haar ravenzwarte haar
het kraakt onder mijn woeligste oogleden
het druipt uit mijn onderste ruggenwervels
ja, zo zou zij dat zeker doen
zonder genade breekt zij duizend vleugels
van mijn pasgeboren droom
tevergeefs is mijn vurige voeren
met al haar been, haar heup, haar neus
en ja, haar ravenzwarte krullen
tussen al de treden die kraken
nee- rollen nee-breken nee
zij beukt dwars door alles wat mij lief is
(en dat is niet bijster) interessant
ze komt, ze komt te langzaam
voor de trage slakken in mijn huid
ik krab ze dood, tot rood overlopen
weilanden met koe, dooraderd met Amstel
want daar gaan wij wonen, aan die blauwe
lucht die ternauwernood past
tussen wat zij draag
en wat zij vraagt
aan mijn zielloze lijf, hier onder
aan de lange, stille, lege treden.

Geen opmerkingen:

bestaan

ook mijn bestaan begon met bevallen en tot aan mijn laatste val zal ik wankelen op de grond is er nog niet in opstaan, verdergaan en ...