daan woont op een berg en verzint zijn uitzicht


 


 

als daar nu eens een huis, met een tuin
met een man in grijs krijtstreep pak
met vrouw, een dochter en een minnares

als daar nu eens een flat, met een balkon
met een vrouw, in een lange jurk
een man die schoonmaakt, vier zonen en oh ja
een dochter

als daar nu eens een boer
met zijn broer, zijn koeien, zijn schapen
zijn wandeling op zondag
en heel soms iets wat op een moeder lijkt

als daar nu eens een spiegelpaleis
met spiegelsoep, spiegelmoeders
spiegelbed met spiegelknuffels

dan kan daar zij
in haar eigen kaarslichte dag
met haar gevlochten uren
van haar lange zwarte haar
haar marmerwit gezicht
haar vochtig ronde rug
haar gulden snede

daan staart en staat
op zijn berg, in zijn huis
driehoog-achter

in de stad.

Geen opmerkingen:

bestaan

ook mijn bestaan begon met bevallen en tot aan mijn laatste val zal ik wankelen op de grond is er nog niet in opstaan, verdergaan en ...